Family Tree Collection | Main index A-Z | Total index | Names | Index places | Alexander Duparc Collection |
Family page |
Hendricus Jacobus Franken, birth 4 Jul 1917 Westkapelle, died 18 Jan 2005, occupation: hoogleraar in de archeologie van Palestina en naaste omgeving, son of Simon Christian Franken and Cato Overduyn Hendricus Jacobus Franken 4 juli 1917 û 18 januari 2005 emeritus-hoogleraar in de archeologie van Palestina en naaste omgeving Hendricus Jacobus Franken overleed op 18 januari j.l. in zijn woonplaats Zutphen. Van 1954 tot 1984 was hij verbonden aan respectievelijk de Faculteit der Godgeleerdheid en de vakgroep Archeologie van de Faculteit der Letteren. Henk Franken studeerde theologie aan de Gemeenteuniversiteit van Amsterdam, waarna hij in de oorlogsjaren predikant was in Blokzijl. Hij was actief in het verzet en nauw betrokken bij de hulp aan Joodse onderduikers in de Noordoostpolder. Na de oorlog werkte Henk tot 1951 als zendingspredikant op Bali. Als een van de weinige belanda&Aelig;s kon hij in die periode &Aelig;s avonds veilig op weg naar huis gaan vanwege de bekendheid met zijn houding ten opzichte van de onafhankelijkheidskwestie . Door zijn studie van het feest van Djajaprana te Kalianget deed hij een gedegen antropologische kennis op. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij later een belangrijke rol toekende aan het gebruik van antropologische gegevens bij de bestuderi ng van de archeologie. Teruggekeerd in Nederland voltooide Henk zijn theologische studie in Leiden met een proefschrift getiteld The Mystical Communion with JHWH in the Book of Psalms (1954). Direct hierna werd hij op initiatief van de oud-testamenticus prof. dr. P.A.H . de Boer aangesteld als wetenschappelijk ambtenaar bij de Faculteit der Godgeleerdheid vanwege onderzoek en onderwijs in de Palestijnse Oudheidkunde. Van 1955 tot 1958 leerde hij in Jericho het archeologisch handwerk van Dame Kathleen Kenyon. Nad at hij in 1960 zijn eigen opgravingen op Tell Deir Alla in de Jordaanvallei was begonnen, werd Henk Franken twee jaar later benoemd tot lector in de archeologie van Palestina en naaste omgeving. Later werd dit lectoraat omgezet in een professoraat. In zijn openbare les Heilig-Land en heilige huisjes gaf hij een kritische beschouwing over de bijbelse archeologie. Hij hield de studenten voor dat het geen plaatjes en praatjes vak is. Het ga at erom æniet slechts van boeken te leren, maar ogen, hoofd en handen te laten werken met de materie zelf&Aelig;. Dat waren geen loze woorden. Ik herinner mij hem als een docent die zelden of nooit tijdens zijn colleges dia&Aelig;s vertoonde. Alle nadruk la g op het leren van de logische analyse en interpretatie van archeologische gegevens. Het archeologisch onderzoek op Tell Deir Alla was gericht op het verkrijgen van inzicht in de overgang van de Late Bronstijd naar de Vroege IJzertijd (de periode van de komst der Isra?lieten). Hierbij speelde een gedetailleerde bestudering va n de gelaagdheid van de ru?neheuvel en aardewerkstudie een belangrijke rol. T.a.v. het laatste aspect heeft Henk, in samenwerking met de pottenbakker Jan Kalsbeek, een nieuwe methode van technologische aardewerkanalyse ontwikkeld die nog steeds wo rdt toegepast. Henks eerste boek over het Deir Alla onderzoek verscheen in 1969 en is wel een æuitdaging voor de Palestijnse Archeologie&Aelig; genoemd. Vele publicaties volgden, ook over aardewerk afkomstig van andere vindplaatsen in het Nabije Oosten en van elders . In 1967 werd op Tell Deir Alla een vondst gedaan waarvan het belang direct door Henk Franken werd ingezien. Het betrof fragmenten van een op pleister geschreven Aramese tekst uit ca. 700 v. Chr. over de profeet Bileam die wij ook uit de bijbel ke nnen. Hierna kwam er voorlopig een einde aan de opgravingen op Tell Deir Alla vanwege het uitbreken van de juni-juli oorlog. Pas in 1976 werd het veldwerk hervat. Tussentijds deed Henk opgravingen in een door de aanleg van het Assad stuwmeer arche ologisch bedreigd gebied in noordwest Syri?. Door zijn veelvuldig verblijf in het Nabije Oosten raakte Henk sterk betrokken bij het Palestijnse probleem, hetgeen tot uitdrukking kwam in zijn activiteiten voor het Nederlands Palestina Comit? en het Palestina Bulletin. Na zijn emeritaat in 1984 bleef Henk Franken actief in het onderzoek en de publicatie van het in de zestiger jaren door Dame Kathleen Kenyon opgegraven aardewerk van Jeruzalem, dat zij hem bij haar dood had nagelaten. Een eerste boek kwam ui t in 1990. Het tweede boek, waarvan Henk vlak voor zijn overlijden de drukproeven kreeg toegezonden, zal dit jaar verschijnen. Als erkenning voor zijn belangrijke pioniersarbeid voor de archeologie van Jordani? kreeg ægrand old man&Aelig; Henk uit handen van prinses Sarvath al Hassan in 1989 de Jordanian Independence Medal. Het werk dat Henk Franken op het gebied van de Archeologie van Palestina en de Aardewerktechnologie begon, is voortgezet in de Faculteit der Archeologie. De dagelijkse inspiratie van zijn nuchtere, onafhankelijke, creatieve en niet door opportuni sme gedreven geest, die met sommigen wel eens tot conflicten leidde, heb ik sinds zijn vertrek uit Leiden erg moeten missen. Henks vrienden delen het verdriet om zijn heengaan met zijn echtgenote en zoon. Bram van As Faculteit der Archeologie to: Else Atie Duparc, birth 28 OKT 1911 Amsterdam, died 2000, daughter of Isac Duparc and Sara Francisca de Beer Else Atie Franken-Duparc (1911-2000) Onlangs is ze overleden, min of meer in stilte. Geen televisiecamera&Aelig;s, geen grote krantenkoppen, geen herdenkingsartikelen. Tot nog toe tenminste. Toch was ze een bijzondere vrouw, en het is jammer dat de media slechts aandacht voor de kerk hebbe n als er wat mis gaat. De kerk, dat is toch veel meer dan de optelsom van haar relletjes? De kerk, dat is letterlijk: dat wat van de Heer is. Dat is een geloofsuitspraak, een belijdenis. En het is een opdracht om dat nooit te vergeten en daaraa n gestalte te geven. Velen doen dat. De doopsgezinde predikante E.A. Franken-Duparc deed dat op geheel eigen wijze. Een spirituele zoektocht, zo noemde ze het boekje met biografische notities dat in 1991 verscheen. Ze werd geboren in een niet-gelovig gezin. Toch stuurde haar moeder haar naar catechisatie, als onderdeel van haar opvoeding, goed voor haar algemene ontwikkeling. Bij de Vrije Gemeente, dat wel natuurlijk. Maar tochà Uit een terugblik op haar lev en blijkt dat het niet zozeer het catechetisch onderwijs is geweest dat haar geholpen heeft tijdens haar spirituele zoektocht, maar dat het de spiritualiteit van sommige mensen die op haar pad kwamen was die haar op het goede spoor zette. Het bego n met een katholiek vriendinnetje dat haar na het ontijdig overlijden van haar vader meedeelde voor haar te zullen bidden. Ze wist toen nog niet wat dat was, bidden, maar ze is het nooit vergeten. Later waren er anderen. De vrijzinnige predikan t bijvoorbeeld, bij wie ze catechisatie liep, en die na het overlijden van zijn enig kind de catechisanten vroeg voor hem te bidden. Een andere predikant werd een geestelijk leidsman. Niet zozeer door zijn onderricht, als wel door het feit dat hi j iedere week met haar de tijd nam om samen te bidden, of stil te zijn voor het aangezicht van de Heer. Zo begon haar zoektocht. Ze besloot klassieke letteren te gaan studeren. Ondertussen ontdekte ze een bijzondere gave. Als ik het goed begrepen heb, speelden haar handen daarbij een grote rol. Sommigen noemden haar daarom een magnetiseur. Aanvankelijk deed ze niet veel me t deze gave. De kaders om daarvan gebruik te maken ontbraken als het ware. Maar haar zoektocht naar God ging voort. Ze besloot, na haar promotie in de klassieke letteren, theologie te gaan studeren in de hoop op haar zoektocht verder te komen. Da t werd een teleurstelling: Prof. Den Hartog, in die dagen haar geestelijk leidsman, overleed nog voor dat haar eerste studiejaar begon. Aan andere hoogleraren had ze niets, en haar medestudenten studeerden dan wel theologie, maar een zelfde spirit uele honger als zij bij zichzelf ontwaarde, herkende ze in hen niet. Toch begon ze te groeien in haar geloof, ook omdat ze predikantsvrouw werd. Er kwamen andere leidslieden: een Javaanse student die haar op het spoor zet van de meditatie, Rudol f Steiner, later de in New Age kringen bekende Edgar Cayce, middeleeuwse mystici, Walter Nigg, de hoogleraar die zijn baan er aan gaf en dorpspredikant werd om prachtige boeken te schrijven over die gestalten uit de kerkgeschiedenis die werkelij k leefden naar wat het woord kerk betekent: van de Heer. Ze werd vegetari?r, ze hield zich bezig met natuurgeneeskunde. Dr Franken verkeerde in een bont gezelschap. Ze was bepaald niet eenkennig, en leende vrijmoedig uit andere dan de christelijk e traditie wat in haar kraam te pas kwam. Erg kritisch was ze daarin niet, zo lijkt het. Als het haar maar dichter tot God bracht, als het haar maar deed groeien in gebed en meditatie. En dat gebeurde: de bovennatuurlijke wereld werd haar thuis . Die was haar vertrouwder dan wat anderen de werkelijkheid noemen. Ze schreef over engelen, over de mystiek, over het gebed. Deze honger naar God en zijn aanwezigheid leidde bij haar niet tot wereldvreemdheid. Integendeel. Tijdens de oorlog deed ze wat ze meende te moeten doen, en dat was veel. Na de oorlog ging ze naar het zendingsveld, nog weer later zette ze vanui t Nederland allerlei steunakties op voor de vluchtelingenkampen in Oostenrijk. Spiritualiteit en praktisch werk vormen geen tegenstelling. Integendeel, slechts vanuit de verbondenheid met God krijgt het praktisch werk zijn diepte en betekenis. Da t werd ook in haar leven weer eens duidelijk zichtbaar. Ondertussen nam het belang van de ægave der genezing&Aelig; in haar leven toe, vooral nadat ze uiteindelijk doopsgezind predikante te Rottevalle werd. Na vier jaar werd ze predikant in algemene die nst en startte ze een opvangcentrum, Heliatros. Tallozen kwamen daar om tot rust te komen, om te aanbidden, om genezing te vinden. En Dr Franken vroeg vrijmoedig aan de Allerhoogste. Hij schonk met ruime hand, als we de verhalen mogen geloven. Ee n vrijzinnige variant van Corrie ten Boom, zullen we maar zeggen, en ook sceptici waren steeds weer onder de indruk van de kracht die deze vrouw uitstraalde. Nu is ze niet meer. Ik neem enkele van haar boeken ter hand. Soms verbaas ik me over de ketterijen waar ze geen enkele moeite mee had. Dan weer voel ik wat irritatie opkomen over een zekere na?viteit waarmee ze over de bovennatuurlijke wereld spra k. Maar ik word nog meer geraakt door het grote verschil tussen wat wij kerkelijk leven noemen en wat daar in het hoge noorden van Friesland geschiedde. Ik weet wel: ze was geen heilige. Er zijn er die haar buitengewoon lastig en eigenzinnig vonde n. Dat geldt voor meer bijzondere mensen: dat ze soms gewoon lastig genoemd moeten worden. Haar leven is dan ook niet vrij geweest van conflicten. En haar leven is ook niet ??n groot Halleluja geweest. Ze wist van tegenslag, van duisternis, van go dverlatenheid. Van het lot, dat de aanwezigheid van God overschaduwt. Maar toch, dat verschil, dat treft me. En het treft me in de dagen dat ik me voorbereid op een kerkdienst waarin de tempelreiniging centraal staat. We vergaderen en besturen , we vergaderen en besturen, we vergaderen en besturen à.. Is that all there is? Is dat de goede invulling van wat we eigenlijk belijden als we onze organisatie kerk noemen? Of is het tempelplein zo druk bevolkt, dat de toegang tot het heilige ver sperd wordt? M.J.Aalders |
1) Hendricus Jacobus Franken |
2) Simon Christian Franken |