MUIDERBERG - 22336 begraafgegevens vanaf 1834 tot 1954
Collectie Joods Historisch Museum Amsterdam
Uit: Beeldzuil Joods Leven in Amsterdam, 1999-2002,
Anita Frank en Pauline Prior
Bewerkt en samengesteld door:Dave Verdooner
met medewerking van:Remmert Tekelenburg en Ury Link.
De begraafplaatsen van de NIHS Amsterdam
De begraafplaats op Muiderberg werd door de Hoogduits-Joodse gemeente van Amsterdam in 1642 aangekocht. De koop geschiedde met de financiële hulp van de Portugees Joodse gemeente. Het gebruikte terrein is sindsdien enige malen uitgebreid. De begraaf gronden zijn vanaf de inwijding, met een korte onderbreking tijdens het beleg van Amsterdam in 1672, continue in gebruik geweest. De doden werden zoals gebruikelijk in speciaal daartoe ingerichte begraafregisters opgetekend. Van de eerste periode (1642-1668) zijn de begraafgegevens niet bewaard gebleven. De overgebleven registers beginnen in 1669. Van deze aantekeningen tot het jaar 1811 bestaat al enige jaren een index, gemaakt door Jits van Straten.
In 1714 kocht de Hoogduits-Joodse gemeente een ander stuk grond op Zeeburg, dat bestemd werd voor een tweede begraafplaats voor kinderen, niet betalende leden (armen), vreemdelingen en personen die vlak voor een feestdag moesten worden begraven, dus waar een langere tocht naar Muiderberg, gezien de tijdsdruk, niet verantwoord leek. Van deze begraafplaats is de registratie vanaf het begin tot 1811 bewaard gebleven. Ook hiervan bestaat al langer een volledige index (ook door Jits van Straten gemaakt).
In 1914 kwam er een begraafplaats bij, in Diemen. De begraafplaats op Zeeburg dreigde vol te raken, waardoor een nieuw kerkhof noodzakelijk werd. Na de ingebruikname van de begraafplaats op Diemen raakte Zeeburg in onbruik. In 1954 werd de laatste zelfs gedeeltelijk ontruimd en werden de stoffelijke resten in Diemen herbegraven. De begraafplaats op Muiderberg is nog steeds in gebruik, die op Diemen alleen nog incidenteel.
De registratie van de overledenen
Daar de reguliere bevolkingsregistratie in Nederland in het jaar 1811 begon, leek het aanvankelijk niet noodzakelijk om een index te maken voor de daarop volgende overlijdensregistratie van de NIHS (19e en 20e eeuw). De joodse gemeente van Amsterdam heeft voor de periode na 1811 alleen de registers van de begraafplaats op Muiderberg
bewaard. De aantekening van de begrafenissen op Zeeburg zijn verloren gegaan. In de archieven van de NIHS treft men wel een onvolledige serie van de zogenoemde 'Verloven tot Begraven', de briefjes met gegevens over de overledene, die door de doodgravers ter goedkeuring aan de administratie van de NIHS werden gezonden. Bij de administratie werd nagegaan of alle gegevens klopten en of de financiële verplichtingen waren nagekomen. Daarna kon de voorzitter van de Kerkeraad deze paraferen en werden de briefjes opgeborgen. Later werden zij bij elkaar per jaar op datum ingebonden, waarbij de begrafenissen op Muiderberg, Zeeburg en Diemen door elkaar lopen. De registers zijn chronologisch gerangschikt. Deze documenten bevatten meer informatie dan in de gewone overlijdensakten van de Burgerlijke Stand te vinden valt.
Uiteraard werd in deze formulieren de joodse naam van de overledene genoteerd, naast adres, naam van eventuele echtgenoot( e) en/of ouder. Ook de leeftijd en de doodsoorzaak werd aangegeven. Het belangrijkste geregistreerde gegeven is wellicht de exacte locatie van het graf. De verwerking van al deze gegevens in een index door Dave Verdooner geeft zowel bestuur, nabestaanden en belangstellenden de mogelijkheid beter hun weg op de begraafplaatsen vinden (voor zover dit Muiderberg en Diemen betreft).
De uitbreidingen van de begraafplaats op Muiderberg
Tot 1642 begroeven de Hoogduitse joden hun overleden gemeenteleden op de Portugese begraafplaats te Ouderkerk. In het begraafregister van de PIG werden zij vaak als Tudesco of Todesco aangeduid. De oprichting van een eigen Hoogduits-joodse gemeente wordt traditioneel gesteld op 1635. De eerste reglementen zijn echter uit 1640 en de begraafplaats op Muiderberg werd pas in 1642 aangekocht. De Portugese gemeente heeft bij deze aankoop geholpen met een geldlening. De schuld aan die gemeente werd echter pas in 1676 volledig afgelost, nadat men de zuster gemeente moest aanmanen door middel van een notarieel bevel. De koopakte van het eerste stuk begraafgrond is gedateerd 7 augustus 1642 en de goedkeuring van de bestemming van dit land als begraafplaats werd daags erna verleend door de 'Casteleijn en Baljou' van Muiden, P.C. Hooft.
Een aangrenzend stuk land, dat op 4 maart 1660 door Ashkenazische nieuwkomers uit Polen werd gekocht, werd aan het grondbezit van de joodse gemeente gevoegd, toen de Poolse joden in 1672 zich bij de Hoogduits-joodse gemeente aansloten.
In juni 1738 werd er een nieuw stuk land aan de al bestaande begraafplaats toegevoegd en van het geheel werd twee jaar daarna ook een kaart getekend. Volgens verslag van S.I. Mulder (1851) was die kaart toen nog bij de secretarie van de NIHS aanwezig.
De volgende aankoop van land vond plaats in juli 1780. Er werd opnieuw een stuk grond aan het geheel gevoegd, waarmee het bestuur hoopte in de behoefte van de gemeente voor een lange tijd te voorzien.
In maart 1844 en in september 1856 werd de begraafplaats wederom uitgebreid, waarbij een deel van het terrein als Kohanim-pad werd ingericht. De aandacht voor de begraafplaats in die jaren beperkte zich niet alleen tot het aankopen van land. Tussen 1851 en 1854 werd op de begraafplaats een reinigingshuis en een ontvangstruimte gebouwd, ontworpen door de architect W.J.J. Offenberg. Voor de bouw van deze lokalen werd geld geschonken door vermogende leden en werd een lening uitgeschreven. De besluitvorming en de plannen, alsook de redevoeringen tijdens de inwijding van de gebouwen werden door de secretaris S.I. Mulder uitvoerig beschreven in een register waarin hij bovendien afschriften van stukken rondom de bouw heeft gekopieerd of ingeplakt (archief 714 inv. Nr. 2165).
In de jaarverslagen van de NIHS vanaf 1879 werd de omvang van de begraafplaats gesteld op 55 hectaren, waarvan ca. 30 hectaren het terrein van de boeren hofstede De Velser en Hom betrof. Nadat D.M. Sluijs aan de secretarie werd gevoegd (1905) is men overgegaan tot het 'hermeten' van het terrein van de begraafplaats. Het geheel bleek 40 hectaren groot te zijn, waarvan de hofstede De Velser en Hom 22.5 hectaren in beslag nam. In dat jaar is ook besloten een nieuw begraafveld in te richten.
In de jaren daarna wordt in de jaarverslagen herhaaldelijk melding gemaakt van onderhoudswerkzaamheden aan de gebouwen op de begraafplaats. Een nieuwe aankoop geschiede pas in 1924. Op 6 oktober werd op een veiling het 'z.g. Kocherbosch' aangekocht, .,(ca. 9.5 ha.) 'gelegen parallel aan de begraafplaats onzer gemeente aldaar en daarvan slechts'. gescheiden door den straatweg en het emplacement van de Gooische stoomtram' (voordracht van het kerkbestuur aan de raad dd. 23 oktober 1924). Opmerkelijk is de beredenering van de koop. 'Hoewel wegens de ligging van dat bosch in de bebouwde kom der gemeente tegen het in gebruik nemen ervan als begraafplaats bezwaar bestaat is men overtuigd van het nut ervan omdat 'de bovengrond bestaat uit zand [dat] ... over een diepte van 1 meter kan worden afgegraven, en ... veel minder kosten dan verbonden is aan zand aangevoerd uit de omtrek van Naarden, kan worden aangewend tot ophoging van de lager gelegen gedeelten van de aan onze gemeente behorende gronden. . .'
Na deze laatste grondaankoop wordt er in het archief geen melding gemaakt van verdere eigendomsuitbreiding. Wel ging men over tot het slopen van de gebouwen die dienst deden als ontvangstruimte en reinigingshuis. In plaats daarvan werden in de loop van 1933 twee nieuwe gebouwen opgetrokken op de plekken waar de oude stonden. Om tijdens de bouw aan de behoefte te voldoen werd door het gemeentebestuur van Muiden een schoolgebouw als ontvangstruimte aangewezen en werd er op het terrein van de begraafplaats een tent opgetrokken die als reinigingshuis dienst deed. De inwijding van de nieuwe ontvangstruimte vond plaats op 5 november 1933. In het jaarverslag van 1933 wordt melding gemaakt van allerlei bijzonderheden over het gebouw. Eén daarvan is interessant: 'Een in de hall aangebrachte lantaarn met legraam is zoodanig geconstrueerd, dat het daaronder gelegen gedeelte van de hall tevens als loofhut gebruikt kan worden.' Twee maanden eerder was het reinigingshuisje al in gebruik genomen.
Tegelijkertijd is men begonnen met het inrichten van een nieuw begraafveld van in totaal 12.000 m2. Het nieuwe veld werd op 25 juni 1934 in gebruik genomen.
De Begraafregisters
Het archief van de NIHS wordt bewaard bij het Amsterdamse gemeentearchief. Van een groot gedeelte van de documenten (ca. 120 m) bestaat een inventaris. Daarin worden ook de begraafregisters bewaard, 98 banden in totaal. Daarnaast zijn nog een aantal meters niet ontsloten archief, dat enkele jaren geleden uit Tsjechië en Rusland terugkeerde. Dit restant van het oorspronkelijke archief dat in de Tweede Wereldoorlog door de Duitse bezetter geroofd en daarna vervoerd werd naar andere delen van Oost Europa, werd in de 90-er jaren herontdekt. Daarin bevinden zich ook nog enkele begraafregisters. De serie is niet compleet. Het begint in 1834 en loopt tot in de oorlogsjaren waarbij soms hiaten zijn ontstaan. Deze hiaten zijn zoveel mogelijk aangevuld door gegevens uit de zogenaamde 'Rijenboeken', welke nog onder beheer van de NIHS zijn. Alle gegevens uit deze documenten zijn in de index verwerkt, zodat de gebruiker op een eenvoudige en overzichtelijke manier zoveel mogelijk informatie over de overledene kan vinden.
Bronnen:
Literatuur Kröger, Jelka, 'Jewish Cemeteries in the Surroundings of Amsterdam: The Burial Register of the Jewish Cemetery of Muiderberg as source ofBiographical, Demographical and Socio- Historical information'in: "Studia Rosenthaliana"
XXIII(1989) p. 188-190.
Mulder, Samuel Israel, "Iets over de begraafplaatsen der Nederlandsch-lsraëlitische gemeente te Amsterdam en bijzonder over die te Muiderberg, met eene opgave van twintig grafschriften" (Amsterdam 1851)
Jaarverslagen van de NIHS in de bibliotheek van het gemeentearchief.
Over de gebouwen ook op internet www.bonas.nl
Archief van de NIHS Amsterdam in het gemeentearchief (archief nr. 714):
- Nr. 24 fo. 41 en 133 - Aantekeningen over grondaankopen
- Nr. 13, p. 56-58; 137-138; 455 e.v.; eerste aankopen
- Nr. 14, p. 493 aankoop 1780
- Nr. 1692 aankoop 1844
- Nr. 1031/201-202 september '56 - aankoop 1856
- Nr. 2165 Verzameling stukken en aantekeningen over de gebouwen 1851-1854
O. Vlessing 23-4-2004