Family Tree Collection | Main index A-Z | Total index | Names | Index places | Alexander Duparc Collection |
Family page |
Isac Duparc, birth 5 MRT 1867 Leeuwarden, died 12 MEI 1922 Amsterdam, occupation: adjunct-commies bij de Rijksverzekeringsbank; factory chef bij de Staatsspoorwegen, son of Arie ( Aaron ) Duparc and Rosalie Anna Coopman
Married 12 MEI 1909 Amsterdam to: Sara Francisca de Beer, birth 29 MEI 1881 Winschoten, died 18 Jan 1956 Amsterdam, daughter of Herman Heiman de Beer and Hester Esther van Stra(a)ten |
1) Else Atie Duparc, birth 28 OKT 1911 Amsterdam, died 2000 Else Atie Franken-Duparc (1911-2000) Onlangs is ze overleden, min of meer in stilte. Geen televisiecamera&Aelig;s, geen grote krantenkoppen, geen herdenkingsartikelen. Tot nog toe tenminste. Toch was ze een bijzondere vrouw, en het is jammer dat de media slechts aandacht voor de kerk hebbe n als er wat mis gaat. De kerk, dat is toch veel meer dan de optelsom van haar relletjes? De kerk, dat is letterlijk: dat wat van de Heer is. Dat is een geloofsuitspraak, een belijdenis. En het is een opdracht om dat nooit te vergeten en daaraa n gestalte te geven. Velen doen dat. De doopsgezinde predikante E.A. Franken-Duparc deed dat op geheel eigen wijze. Een spirituele zoektocht, zo noemde ze het boekje met biografische notities dat in 1991 verscheen. Ze werd geboren in een niet-gelovig gezin. Toch stuurde haar moeder haar naar catechisatie, als onderdeel van haar opvoeding, goed voor haar algemene ontwikkeling. Bij de Vrije Gemeente, dat wel natuurlijk. Maar tochà Uit een terugblik op haar lev en blijkt dat het niet zozeer het catechetisch onderwijs is geweest dat haar geholpen heeft tijdens haar spirituele zoektocht, maar dat het de spiritualiteit van sommige mensen die op haar pad kwamen was die haar op het goede spoor zette. Het bego n met een katholiek vriendinnetje dat haar na het ontijdig overlijden van haar vader meedeelde voor haar te zullen bidden. Ze wist toen nog niet wat dat was, bidden, maar ze is het nooit vergeten. Later waren er anderen. De vrijzinnige predikan t bijvoorbeeld, bij wie ze catechisatie liep, en die na het overlijden van zijn enig kind de catechisanten vroeg voor hem te bidden. Een andere predikant werd een geestelijk leidsman. Niet zozeer door zijn onderricht, als wel door het feit dat hi j iedere week met haar de tijd nam om samen te bidden, of stil te zijn voor het aangezicht van de Heer. Zo begon haar zoektocht. Ze besloot klassieke letteren te gaan studeren. Ondertussen ontdekte ze een bijzondere gave. Als ik het goed begrepen heb, speelden haar handen daarbij een grote rol. Sommigen noemden haar daarom een magnetiseur. Aanvankelijk deed ze niet veel me t deze gave. De kaders om daarvan gebruik te maken ontbraken als het ware. Maar haar zoektocht naar God ging voort. Ze besloot, na haar promotie in de klassieke letteren, theologie te gaan studeren in de hoop op haar zoektocht verder te komen. Da t werd een teleurstelling: Prof. Den Hartog, in die dagen haar geestelijk leidsman, overleed nog voor dat haar eerste studiejaar begon. Aan andere hoogleraren had ze niets, en haar medestudenten studeerden dan wel theologie, maar een zelfde spirit uele honger als zij bij zichzelf ontwaarde, herkende ze in hen niet. Toch begon ze te groeien in haar geloof, ook omdat ze predikantsvrouw werd. Er kwamen andere leidslieden: een Javaanse student die haar op het spoor zet van de meditatie, Rudol f Steiner, later de in New Age kringen bekende Edgar Cayce, middeleeuwse mystici, Walter Nigg, de hoogleraar die zijn baan er aan gaf en dorpspredikant werd om prachtige boeken te schrijven over die gestalten uit de kerkgeschiedenis die werkelij k leefden naar wat het woord kerk betekent: van de Heer. Ze werd vegetari?r, ze hield zich bezig met natuurgeneeskunde. Dr Franken verkeerde in een bont gezelschap. Ze was bepaald niet eenkennig, en leende vrijmoedig uit andere dan de christelijk e traditie wat in haar kraam te pas kwam. Erg kritisch was ze daarin niet, zo lijkt het. Als het haar maar dichter tot God bracht, als het haar maar deed groeien in gebed en meditatie. En dat gebeurde: de bovennatuurlijke wereld werd haar thuis . Die was haar vertrouwder dan wat anderen de werkelijkheid noemen. Ze schreef over engelen, over de mystiek, over het gebed. Deze honger naar God en zijn aanwezigheid leidde bij haar niet tot wereldvreemdheid. Integendeel. Tijdens de oorlog deed ze wat ze meende te moeten doen, en dat was veel. Na de oorlog ging ze naar het zendingsveld, nog weer later zette ze vanui t Nederland allerlei steunakties op voor de vluchtelingenkampen in Oostenrijk. Spiritualiteit en praktisch werk vormen geen tegenstelling. Integendeel, slechts vanuit de verbondenheid met God krijgt het praktisch werk zijn diepte en betekenis. Da t werd ook in haar leven weer eens duidelijk zichtbaar. Ondertussen nam het belang van de ægave der genezing&Aelig; in haar leven toe, vooral nadat ze uiteindelijk doopsgezind predikante te Rottevalle werd. Na vier jaar werd ze predikant in algemene die nst en startte ze een opvangcentrum, Heliatros. Tallozen kwamen daar om tot rust te komen, om te aanbidden, om genezing te vinden. En Dr Franken vroeg vrijmoedig aan de Allerhoogste. Hij schonk met ruime hand, als we de verhalen mogen geloven. Ee n vrijzinnige variant van Corrie ten Boom, zullen we maar zeggen, en ook sceptici waren steeds weer onder de indruk van de kracht die deze vrouw uitstraalde. Nu is ze niet meer. Ik neem enkele van haar boeken ter hand. Soms verbaas ik me over de ketterijen waar ze geen enkele moeite mee had. Dan weer voel ik wat irritatie opkomen over een zekere na?viteit waarmee ze over de bovennatuurlijke wereld spra k. Maar ik word nog meer geraakt door het grote verschil tussen wat wij kerkelijk leven noemen en wat daar in het hoge noorden van Friesland geschiedde. Ik weet wel: ze was geen heilige. Er zijn er die haar buitengewoon lastig en eigenzinnig vonde n. Dat geldt voor meer bijzondere mensen: dat ze soms gewoon lastig genoemd moeten worden. Haar leven is dan ook niet vrij geweest van conflicten. En haar leven is ook niet ??n groot Halleluja geweest. Ze wist van tegenslag, van duisternis, van go dverlatenheid. Van het lot, dat de aanwezigheid van God overschaduwt. Maar toch, dat verschil, dat treft me. En het treft me in de dagen dat ik me voorbereid op een kerkdienst waarin de tempelreiniging centraal staat. We vergaderen en besturen , we vergaderen en besturen, we vergaderen en besturen à.. Is that all there is? Is dat de goede invulling van wat we eigenlijk belijden als we onze organisatie kerk noemen? Of is het tempelplein zo druk bevolkt, dat de toegang tot het heilige ver sperd wordt? M.J.Aalders to: Hendricus Jacobus Franken, birth 4 Jul 1917 Westkapelle, died 18 Jan 2005, occupation: hoogleraar in de archeologie van Palestina en naaste omgeving, son of Simon Christian Franken and Cato Overduyn Hendricus Jacobus Franken 4 juli 1917 û 18 januari 2005 emeritus-hoogleraar in de archeologie van Palestina en naaste omgeving Hendricus Jacobus Franken overleed op 18 januari j.l. in zijn woonplaats Zutphen. Van 1954 tot 1984 was hij verbonden aan respectievelijk de Faculteit der Godgeleerdheid en de vakgroep Archeologie van de Faculteit der Letteren. Henk Franken studeerde theologie aan de Gemeenteuniversiteit van Amsterdam, waarna hij in de oorlogsjaren predikant was in Blokzijl. Hij was actief in het verzet en nauw betrokken bij de hulp aan Joodse onderduikers in de Noordoostpolder. Na de oorlog werkte Henk tot 1951 als zendingspredikant op Bali. Als een van de weinige belanda&Aelig;s kon hij in die periode &Aelig;s avonds veilig op weg naar huis gaan vanwege de bekendheid met zijn houding ten opzichte van de onafhankelijkheidskwestie . Door zijn studie van het feest van Djajaprana te Kalianget deed hij een gedegen antropologische kennis op. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij later een belangrijke rol toekende aan het gebruik van antropologische gegevens bij de bestuderi ng van de archeologie. Teruggekeerd in Nederland voltooide Henk zijn theologische studie in Leiden met een proefschrift getiteld The Mystical Communion with JHWH in the Book of Psalms (1954). Direct hierna werd hij op initiatief van de oud-testamenticus prof. dr. P.A.H . de Boer aangesteld als wetenschappelijk ambtenaar bij de Faculteit der Godgeleerdheid vanwege onderzoek en onderwijs in de Palestijnse Oudheidkunde. Van 1955 tot 1958 leerde hij in Jericho het archeologisch handwerk van Dame Kathleen Kenyon. Nad at hij in 1960 zijn eigen opgravingen op Tell Deir Alla in de Jordaanvallei was begonnen, werd Henk Franken twee jaar later benoemd tot lector in de archeologie van Palestina en naaste omgeving. Later werd dit lectoraat omgezet in een professoraat. In zijn openbare les Heilig-Land en heilige huisjes gaf hij een kritische beschouwing over de bijbelse archeologie. Hij hield de studenten voor dat het geen plaatjes en praatjes vak is. Het ga at erom æniet slechts van boeken te leren, maar ogen, hoofd en handen te laten werken met de materie zelf&Aelig;. Dat waren geen loze woorden. Ik herinner mij hem als een docent die zelden of nooit tijdens zijn colleges dia&Aelig;s vertoonde. Alle nadruk la g op het leren van de logische analyse en interpretatie van archeologische gegevens. Het archeologisch onderzoek op Tell Deir Alla was gericht op het verkrijgen van inzicht in de overgang van de Late Bronstijd naar de Vroege IJzertijd (de periode van de komst der Isra?lieten). Hierbij speelde een gedetailleerde bestudering va n de gelaagdheid van de ru?neheuvel en aardewerkstudie een belangrijke rol. T.a.v. het laatste aspect heeft Henk, in samenwerking met de pottenbakker Jan Kalsbeek, een nieuwe methode van technologische aardewerkanalyse ontwikkeld die nog steeds wo rdt toegepast. Henks eerste boek over het Deir Alla onderzoek verscheen in 1969 en is wel een æuitdaging voor de Palestijnse Archeologie&Aelig; genoemd. Vele publicaties volgden, ook over aardewerk afkomstig van andere vindplaatsen in het Nabije Oosten en van elders . In 1967 werd op Tell Deir Alla een vondst gedaan waarvan het belang direct door Henk Franken werd ingezien. Het betrof fragmenten van een op pleister geschreven Aramese tekst uit ca. 700 v. Chr. over de profeet Bileam die wij ook uit de bijbel ke nnen. Hierna kwam er voorlopig een einde aan de opgravingen op Tell Deir Alla vanwege het uitbreken van de juni-juli oorlog. Pas in 1976 werd het veldwerk hervat. Tussentijds deed Henk opgravingen in een door de aanleg van het Assad stuwmeer arche ologisch bedreigd gebied in noordwest Syri?. Door zijn veelvuldig verblijf in het Nabije Oosten raakte Henk sterk betrokken bij het Palestijnse probleem, hetgeen tot uitdrukking kwam in zijn activiteiten voor het Nederlands Palestina Comit? en het Palestina Bulletin. Na zijn emeritaat in 1984 bleef Henk Franken actief in het onderzoek en de publicatie van het in de zestiger jaren door Dame Kathleen Kenyon opgegraven aardewerk van Jeruzalem, dat zij hem bij haar dood had nagelaten. Een eerste boek kwam ui t in 1990. Het tweede boek, waarvan Henk vlak voor zijn overlijden de drukproeven kreeg toegezonden, zal dit jaar verschijnen. Als erkenning voor zijn belangrijke pioniersarbeid voor de archeologie van Jordani? kreeg ægrand old man&Aelig; Henk uit handen van prinses Sarvath al Hassan in 1989 de Jordanian Independence Medal. Het werk dat Henk Franken op het gebied van de Archeologie van Palestina en de Aardewerktechnologie begon, is voortgezet in de Faculteit der Archeologie. De dagelijkse inspiratie van zijn nuchtere, onafhankelijke, creatieve en niet door opportuni sme gedreven geest, die met sommigen wel eens tot conflicten leidde, heb ik sinds zijn vertrek uit Leiden erg moeten missen. Henks vrienden delen het verdriet om zijn heengaan met zijn echtgenote en zoon. Bram van As Faculteit der Archeologie |
2) Prof Dr Herman Johan Arie Duparc, birth 29 Apr 1918 Amsterdam, died 1 Jul 2002 Delft, occupation: Emer. Prof Wiskunde Delft Overleden: 21 Tamouz 5762 Prof. dr. H.J.A. Duparc (Herman Johan Arie) Born: April 29, 1918 in Amsterdam Died: July 1, 2002 Gewoon hoogleraar theoretische en toegepaste wiskunde en de mechanica van de afdeling Algemene Wetenschappen. Op 1 juli 2002 kwam er een abrupt einde aan het veelbewogen leven van onze markante collega prof.dr. H.J.A. Duparc. Zoals voor velen geldt, had ook zijn leven meerdere aspecten. Voor hem waren dat onder meer de wereld van de wiskunde en die van tr am en trein. In dit in memoriam beperk ik mij tot het eerste. Na zijn eindexamen aan het Barlaeus Gymnasium in Amsterdam, waar hij door zijn inspirerende wiskundeleraar dr. G. van Hasselt gewonnen werd voor de wiskunde, maakte hij een begin met de studie wis- en natuurkunde aan de Gemeente Universiteit aldaa r, maar het uitbreken van WO II gaf zijn leven (voorlopig) een andere richting. Op 14 mei 1940 scheepte hij zich in voor de overtocht naar Engeland om eerst op 17 februari 1946 weer voet te zetten op vaderlandse bodem, na een reis die hem letterli jk rond de gehele wereld had gevoerd. Weinig is hem daarbij bespaard gebleven: bij zijn eerste poging om vanuit Engeland Nederlands-Indi te bereiken, waar hem een leraarsbetrekking wachtte, werd zijn schip getorpedeerd. In 1942 belandde hij in ee n Jappenkamp. Vervolgens moest hij aan de Birmaspoorweg werken, waarna nog een deportatie naar de Japanse mijnen volgde. Dit alles ging gepaard met ziekten en andere levensbedreigende omstandigheden. Na de bevrijding op 15 augustus 1945, reisde hi j via de Filippijnen en Amerika terug naar Nederland. Hier hervatte hij zijn studie en promoveerde op 8 juli 1953 bij prof.dr. J.G. van der Corput op een proefschrift getiteld Divisibility Properties of Recurring Sequences. Recurrente rijen zouden hem zijn leven lang blijven boeien. In deze jaren beh oorde hij tot de eerste medewerkers van het Mathematisch Centrum totdat hij in 1956 werd benoemd aan de toenmalige Technische Hogeschool Delft als hoogleraar in de zuivere en toegepaste wiskunde en de mechanica. Deze functie beindigde hij formee l met zijn emeritaat in 1984, maar in feite bleef hij als zodanig actief zolang hij leefde. Daarbij stonden centraal de wiskunde zelf, de overdracht daarvan aan de studenten en de sociale contacten met studenten en collegae. Hierbij beperkte hi j zich niet tot onze instelling; integendeel: hij had zitting in tal van landelijke commissies die de wiskunde propageerden, ook voor VWO-leerlingen. Zo was hij jarenlang voorzitter van de commissie die de Wiskunde Olympiade voorbereidde en was hi j medeorganisator van de Nationale Wiskunde Dagen. Wat betreft zijn betekenis voor onze TU zij met nadruk opgemerkt dat hij û zelf een begaafd en origineel wiskundige û veel van zijn ideen niet voor zichzelf hield en zelf publiceerde, maar op royale wijze ter uitwerking voorlegde aan zijn studente n, waardoor vele afstudeerscripties en proefschriften tot stand kwamen. Ook uit zijn colleges en vele lezingen bleek zijn magistrale beheersing van de wiskunde. Al deze verdiensten werden door de studenten niet alleen zeer gewaardeerd, maar ook ex pliciet gehonoreerd, onder meer met zijn benoeming tot erelid en later tot erevoorzitter, van de Studievereniging Christiaan Huygens, alsook met zijn benoeming tot (gouden) erelid van de Mijnbouwkundige Vereeniging. Met deze laatste had hij een sp eciale en zeer hechte band. De oorsprong daarvan moet gezocht worden in zijn æJappentijd&Aelig;. Zoals vermeld, werd hij gedwongen tot mijnarbeid, maar later was hij daar toch wel trots op en bleef zich voor een deel beschouwen als mijnwerker. Ook in ander opzicht had zijn kamptijd een cruciale betekenis voor zijn gehele leven. Deze tijd had hem mede gemaakt tot de onafhankelijke, soms eigenzinnige, maar steeds relativerende mens, zoals wij hem gekend hebben. Meerdere malen heeft hi j de dood voor ogen gehad. Hij bleef daarbij onverschrokken. Populair gezegd: æmen kon hem niets maken&Aelig;. Veel fraaier, met de woorden van Horatius, in de taal die hij op æhet Barlaeus&Aelig; had geleerd:Si fractus illabatur orbis, impavidum ferient ruin ae (indien het hemelgewelf breekt en instort,dan zullen de brokstukken hem, onverschrokken, treffen). Zo zullen wij ons hem blijven herinneren en met dankbaarheid en respect gedenken. û Prof. dr. Grootendorst |