Family Tree Collection | Main index A-Z | Total index | Names | Index places | Alexander Duparc Collection |
Family page |
Lambertus de Vries, birth 1850, died 1929
to: Anna Maria Cornelia Daubanton, birth 1851, died 1914, daughter of Ds Francois Daubanton and Johanna Carolina Poensen |
1) Corolina Johanna de Vries, birth CA 1882 |
2) Prof Dr Francois de Vries, birth 1884, died 15 Jun 1958 Amsterdam De Vries volgde zijn gymnasiale opleiding te Kampen, studeerde vanaf 1903 rechten aan de Vrije Universiteit en de Universiteit van Amsterdam en promoveerde in 1910 te Groningen op stellingen. Daarna was hij twee jaren adjunct-secretaris van de Sta atscommissie voor den middenstand en vervolgens junior op een Haags advocatenkantoor. In 1913 verkreeg hij aan de in dat jaar opgerichte Nederlandsche Handels-Hoogeschool (vanaf 1939: Nederlandsche Economische Hoogeschool) te Rotterdam een lectora at in de algemene leer der economie en het ondernemings- en bednjfswezen, zulks door toedoen van H. Bos, de eerste president-curator van de hogeschool, die als voorzitter van de Staatscommissie voor den Middenstand de kwaliteiten van De Vries alda ar had leren kennen. In 1918 werd het lectoraat omgezet in een gewoon hoogleraarschap economie, ondernemings- en bedrijfswezen, verkeerswezen en verkeerspolitiek. De jaren van het lectoraat waren voor De Vries een leerperiode, waarin hij zic h op het hoogleraarschap voorbereidde. Van hem stamde in 1929 de idee tot oprichting van de aan de hogeschool gelieerde Stichting Nederlands Economisch Instituut (voor analytisch- en empirisch-economisch onderzoek), waarvan hij ook tot 1944 direct eur was; tot zijn overlijden oefende hij het lidmaatschap uit van de commissie van redactie van de Economisch-Statistische Berichten, een uitgaaf van het Instituut. Na zijn ontslag in januari 1944 in verband met de sluiting van de hogeschool in be zettingstijd fungeerde hij van 1945 tot aan het emeritaat in 1954 als hoogleraar economie aan de juridische faculteit van de Universiteit van Amsterdam. Hem viel ook het lidmaatschap van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen - sinds 1930 - te n deel en van 1948 tot 1954 het secretarisschap van de afdeling Letterkunde. Vanaf de jaren '30 bewoog De Vries zich in functies op het gebied van de sociaal-economische politiek. Hij was in die jaren lid c.q. voorzitter van diverse regerings - en staatscommissies op dat terrein, lid van de Economische Raad en van de Hoge Raad van Arbeid en vanaf 1950 tot aan zijn dood de eerste voorzitter van de Sociaal-Economische Raad. Tot zijn functies hoorden ook commissariaten van de NS en De Ned erlandsche Bank. De wetenschappelijke inzichten van De Vries zijn niet in boeken, maar in redes en artikelen neergelegd. Drie gebieden trokken zijn aandacht: de 'pure' theorie - mede in relatie tot Dogmengeschichte -, de kwestie van de ordening van het economisc h leven - vrijheid versus gebondenheid - en de instititionele en organisatorische kant van dat economisch leven. In zijn inaugurele rede van 1918, De ontwikkeling der theoretische economie (Haarlem, 1918), keerde hij zich zowel tegen de normatief- optimistische interpretatie van de economische 'wetten' door de klassieke economen (Adam Smith c.s.) als tegen de extreem inductivistische reactie daarop van de Historische School. De grenswaardetheorie van A. Marshall, J.B. Clark en F. von Wiese r achtte hij een doorbraak in de richting van de niet-normatieve-economische theorie. Ethische normen vond hij van groot belang voor het economisch handelen en de economische politiek, voor de economische wetenschap echter bovenal 'data', zie oo k het op dit punt tegen de opvatting van de Nijmeegse economist prof.dr. Ch. Raaymakers s.j. gerichte artikel 'Ethiek en economie', in De Economist 75(1926) 579-600. In de rectorale rede van 1928, 'Institutionalisme', in De Economist 77 (1928) 737 -771, vinden we tegen de Amerikaanse institutionalisten de opvatting dat de studie van de behavioristische en institutionele aspecten van het economisch leven niet in de plaats van theorievorming dient te komen, maar een complement van theorie is . Het ging hem daarbij niet om de vraag: theorie ?f een andere (institutionele) studie van het economisch leven, maar om theorie ?n andere benaderingswijzen, in aanvullende zin. In de diesrede van 1921, Economische critiek op de socialistische pro ductie-organisaties [Rotterdam, 1921], schaarde De Vries zich aan de zijde van L. von Mises in diens opvatting dat een juiste Wirtschaftsrechnungen een verantwoorde allocatie van de produktiefaktoren niet te realiseren zijn zonder prijsvormin g op de markt. Zelf bleef hij altijd in beginsel hieraan vasthouden. Dit sloot een toenemende twijfel aan de effici?ntie van vrije prijsvorming niet uit. Vrije prijsvorming behoefde z.i. niet per se tot economische optimaliteit te leiden. Doo r de technische ontwikkeling en de economische groepsvorming was ook voor hem de vooronderstelling van perfecte concurrentie als enige grondslag van de prijstheorie steeds werkelijkheidsvreemder geworden. De Vries sloot zich aan bij de theorie va n de imperfecte concurrentie uit de jaren '30 van E.H. Chamberlin en J. Robinson. J.M. Keynes kende hij wel, maar diens macro-economische herori?ntering van de economische theorie vond bij hem, althans in zijn geschriften, weinig weerklank . In de rectorale rede van 1935, 'Regeling of vrijheid', in het Jaarboek der Nederlandsche Vereeniging voor handelsonderwijs te Rotterdam (Nederlandsche Handels-Hoogeschool) 1934-1935 - een geruchtmakende rede die veel discussie losmaakte - conclu deerde De Vries dat het economisch optimum het beste gegarandeerd is in een gemengd stelsel van prijsvorming op de markt en regeling door overheidsmaatregelen en ondernemersafspraken. Ook de economische depressie van de jaren '30 had tot deze houd ing bijgedragen. Een en ander bracht de Vries in de Amsterdamse inaugurele rede 'De taak der theoretische economie', in De Economist 94 (1946) 1-23, tot de uitspraak dat de tijd voor ??n (gesloten) economische theorie voorbij zou zijn. De Vries wist een wetenschappelijk succesvolle academische loopbaan te verbinden met vooraanstaande functies ten dienste van de sociaal-economische politiek. Zeker vanaf zijn benoeming tot hoogleraar ontwikkelde hij zich tot een der leidinggevend e figuren in de wetenschappelijk-economische opinievorming in Nederland to: Pauline Geertruida de Savornin Lohman Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren. |
3) Anna Maria de Vries, birth 1886 |
4) Lambertus de Vries, birth 1888 |
5) Hillegonda Hester de Vries, birth 1890
to:
Jan Woltjer, birth 1891, died 1946 |
6) Bertha Dorothea de Vries, birth 1895 |