Family Tree Collection | Main index A-Z | Total index | Names | Index places | Deventer v. 1.2 |
Family page |
Maurits de Vries, birth 13 Nov 1851 Ravenstein
Married 21 Aug 1878 Uden to: Jetta van Blijdensteijn, birth 11 Jul 1854 Uden, daughter of Nathan van Blijdensteijn and Mina Hertog |
1) Marie de Vries, alias: Mietje, birth 2 Jun 1884 Uden, died 4 Sep 1938 Deventer, buried Deventer, Joodse begraafplaats, nr. 370
to:
Siegmund Hein, birth 17 Nov 1871 Cochem, Duitsland, died 26 Jan 1943 Auschwitz, Polen, occupation: Veehandelaar, handelaar in rookartikelen, son of Abraham Hein and Theresia Kahn Siegmund is in 1922 in Deventer komen wonen. Hij was handelaar in rookartikelen. Zijn vrouw Marie was langdurig ziek en is begraven op de joodse begraafplaats in Deventer in 1938. In 1936 is Sigmund gemaand door het gerechtshof te Arnhem om het land te verlaten omdat hij gesmokkeld had met sigarettenpapier. Door bemiddeling van de opperrabbijn Hirsch uit Zwolle is verdere uitzetting voorkomen. Op 11 mei 1942 moest Sigmund zich melden voor een werkkamp. Actie '41 vlgs. Richtlijnen Niets ingevuld Bijdragen '42 - '43 Hij krijgt een grijze kaart; betaalde waarschijnlijk geen bijdrage. Siegmund had zich volgens het politiearchief al in 1922 in Deventer gevestigd. (SAD, Politiearchief: boeknummer 585/31, doos 303, dossier 136) Hij staat vermeld op een lijst van synagogebezoekers van ca. 1925. Het ziet ernaar uit dat hij gastvrijheid verleende aan reizigers van joodse herkomst. Of dit een kwestie was van de traditionele joodse gastvrijheid (voor vluchtelingen) of dat hij wat bijverdiende als pensionhouder, is niet duidelijk. In het politie-archief (nr 136) vraagt de Inspectie invoerrechten en accijnzen te Amsterdam inlichtingen in Deventer over Siegmund Hein, Rijkmanstraat 17. De politie van Deventer zegt dat hij sinds 1922 in Deventer staat ingeschreven. 'Het is ee n Israeliet' staat er 'die handelt in rookartikelen'. Hij handelde vaak tegen de tabaksaccijnsvoorschriften. Er werden wel eens huiszoekingen gedaan. Hij kwam niet in aanraking met de politie voor misdrijven. Ook de Koninklijke Marechaussee vraag t op 1 mei 1936 inlichtingen over hem. Zij spreken over 'de Duitse Israeliet'. De Deventer politie zegt op 13 juni 1936 dat die omstandigheden ongunstig zijn. Hij probeert door de verkoop van tabaksartikelen in zijn onderhoud te voorzien, maar da t lukt niet. Zijn vrouw was lang ziek. Ze lag lang in het ziekenhuis. Voorheen verdiende ze bij door het houden van commensaals, maar dat lukte niet meer.Het armbestuur van de Isračelitische gemeente heeft het gezin anderhalf jaar gesteund met ee n bedrag van f7,-. Het maatschappelijk gedrag van het gezin is vrij normaal. Hij is geen aangenaam persoon 'en neemt soms een houding aan alsof hij volkomen het recht heeft hier te wonen en te doen en laten wat hij verkiest. Enige Duitsche brutali teit is hem niet vreemd, (misschien een gevolg van zijn volksaard).' (het aangehaalde gedeelte is in het document doorgestreept.) Op 20 juli 1936 schrijft het gerechtshof van Arnhem dat Hein moet worden uitgewezen naar Duitsland. Op 25 juli 193 6 bericht hoofdinspecteur Wuijster dat hij op last van de PG te Arnhem Hein heeft aangezegd dat hij het land uit moest. Op 6 augustus 1936 schreef Wuijster aan de PG in Arnhem dat Hein grote vrees getoond had. Hij had gezegd dat hij op het kerkho f zou komen.. Wuijster dacht er goed aan te doen de PG daarvan op de hoogte te stellen omdat dat misschien een aanleiding is om de minister in te lichten. Op 7 augustus 1936 berichtte het parket van de PG dat de minister de uitwijzing had uitgeste ld. In een brief van 12 augustus 1936 aan de Commissaris van Politie berichtte de PG dat opperrabbijn Hirsch van Zwolle had bemiddeld bij de minister. Hij bracht naar voren dat Hein al sinds 1922 in Deventer woont, een Nederlandse vrouw heef t en een kind. Er woont ook een zuster van hem die met een Nederlander is getrouwd. Hoewel hij heeft gesjoemeld met sigarettenpapier staat hij bij de Isračelitische gemeente goed bekend. Deze gemeente zal zijn misstappen tegengaan. De minister bes list daarop dat Hein mag blijven mits hij geen overtredingen meer begaat en ook overigens geen aanleiding tot bemerkingen geeft. Ook mag hij niet ten last van de Nederlandse gemeenschap komen.De PG schrijft op 19 augustus 1936 dat de aanzegging di e Hein van de Deventer politie kreeg onjuist is. Er wordt ten onrechte verwezen naar de wet van 17 juni 1918 S410 en het KB van 16 augustus 1918 S521. de uitwijzing berust op de wet van 13 augustus 1849 S34tot regeling van toelating en uitzettin g van vreemdelingen. (vreemdelingenwet) [zie onder Enst Aron] Op 21 augustus haast de Commissaris van Politie zich de PG te antwoorden dat hij 'de Hoofdinspecteur van Politie mijner Administratie, die deze aanzegging tijdens mijn afwezigheid als vervangend Hoofd van de plaatselijke Politie heeft gedaan, me t den inhoud van uw schrijven heb in kennis gesteld, en is daarvan door hem goede nota genomen'. In het archief is een Bewijs van Ontslag aanwezig uit de strafgevangenis van Rotterdam voor Siegmund Hein. Hij heeft daar van 3 augustus 1937 tot 2 se ptember 1937 gezeten. Even denkt de politie van Deventer dat de PG van deze gevangenisstraf moet weten om Siegmund dus eventueel uit te zetten. Maar men bedenkt bij de politie dat Hein in hoger beroep is gegaan en dat de gevangenisstraf dus gee n nieuw feit was. Siegmund moest zich op 11 mei 1942 om 11.30 uur melden voor transport naar een werkkamp aan de Lijnbaansgracht in Amsterdam voor het invullen van emigratieformulieren. Hij wordt dan aangeduid als een gezin van twee personen, hij is op dat momen t weduwnaar. |