Family Tree CollectionMain index A-Z Total index Names Index placesAlexander Duparc Collection

Family page
Maurits ( Mosje ) Simons, alias: Moses Simons, birth 15 Apr 1857 's-Gravenhage, died 25 Feb 1934 Amsterdam, buried 27 Feb 1934 Wassenaar, occupation: koopman, son of Louis David Simons and Carolina ( Kaline - Kreindel ) Duparc
Married 17 OKT 1882 Amsterdam to:
Henriette ( Esther ) van Cleeff, birth 16 MRT 1859 Rotterdam, died 3 Jan 1919 Apeldoorn, daughter of Barend Bernard Baruch van Cleeff and Fanny Fenny Jacobson
1) Carolina ( Kreindele) Simons, birth 14 Aug 1883 's-Gravenhage, died 5 Jul 1954 Bilthoven, buried 's-Gravenhage
Verhuisde, na overlijden van echtgenoot, 13 dec 1926 naar de Alex. Gogelweg 73, vervolgens 23 oct 1934 naar de Wassenaarseweg 23 en 6 jul 1936 naar de Benoordenhoutseweeg 25.

Married 14 Apr 1904 Den Haag Syn. Wagenstraat to:
Mr Mozes Isaac (Maurits Izak) Duparc, birth 2 Apr 1870 Leeuwarden, died 19 MEI 1925 Paris, buried Den Haag ( Westerveld ), occupation: Rijksambtenaar, son of Alexander Shmuel Mozes Duparc and Henriette ( Jirat ) Cohen
litt. cand.,Mr in de rechten, adj. commies 1899, commies 1905, hoofdcommies 1909, refrendaris 1914, afd. chef 1916, administrateur afd. K. en W. Depart. van Binnenlandse Zaken ( Sinds 1918 Dept. van O. K en W. ), ridder Ned. Leeuw, ridder Kroonor de van Belgie, commandeur van Legioen van Eer. Akte gerectificeerd bij vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, 2e Kamer d.d. 17 november 1921, waarbij de voornaam kind wordt gewijzigd in "Maurits Izak"
woonde sinds 13 mei 1909 in de Van Blankenburgstraat 77 in Den Haag.
WIKIPEDIA
Vroege loopbaan
Duparc studeerde rechten aan de rijksuniversiteit Leiden; in 1894 was hij juridisch kandidaat en tevens actief als secretaris van de Vereniging voor Joodse letterkunde en geschiedenis.[1] In november 1898 promoveerde hij te Leiden tot docto r in de rechtswetenschap na de verdediging van zijn stellingen.[2] Bij Koninklijk Besluit werd hij per 1 januari 1899 benoemd tot adjunct-commies bij het Departement van Binnenlandse Zaken,[3] in mei 1905 bevorderd tot commies[4] en per 1 januar i 1907 benoemd tot hoofdcommies.[5] Hij reageerde in juni 1910 met een ingezonden brief in het Nieuw Isračelitisch Weekblad op de benaming Zionistische humbug van dit tijdschrift in het artikel getiteld Anonieme Hebreečers. Met name kwam hij, oo k als joods persoon, op tegen de kritiek die door het Nieuw Isračelitisch Weekblad en door het Zionistenblad waren geuit tegen het Tweede Kamerlid jhr. mr. V. de Stuers. Deze had de term "anonieme Hebreečers" in de Tweede Kamer gebruikt, had daaro p veel kritiek gekregen maar Duparc nam het voor hem op. Hij had drie jaar onder De Stuers gewerkt en zei dat antisemitisme hem vreemd was.[6]

Duparc werd in januari 1914[7] benoemd tot referendaris; nadat in 1914 de bibliotheek van de stad Leuven vernietigd was werd een commissie opgericht, met als leden Duparc, mr. R. Fruin, J. Kalf, professor dr. W. Martin, professor dr. S.G. de Vries , dr. M.P. Rooseboom en mr. J.A.G. Verspyck Mijnssen, met als doel mensen in Nederland te stimuleren boeken uit hun eigen bibliotheek af te staan. De commissie droeg de naam Leuvens Boekenfonds en had verder 70 personen uit de literaire-, wetensch appelijke- en kunstwereld om adhesie verzocht.[8] In mei 1916 werd Duparc tot chef der afdeling Kunsten en Wetenschappen benoemd, als opvolger van J.A. Roijer;[9] hij vertegenwoordigde dat jaar het Ministerie van Binnenlandse Zaken bij de vierin g van het 40-jarig bestaan van de Koninklijke Vereniging Het Nederlands Toneel[10] en was dat jaar ook lid van de erecommissie van de Bosboomtentoonstelling, die gehouden werd ter ere van de honderdste geboortedag van Johannes Bosboom.[11] ( Wikip edia )

Latere loopbaan
In het Algemeen Handelsblad schreef Duparc, naar aanleiding van het overlijden van jhr. V. de Stuers, een in memoriam.[12] Het jaar daarop was hij lid der commissie voor de viering van de negentigste verjaardag van dr. P.J.H. Cuypers[13] en was hi j lid van een commissie tot het regelen van de tentoonstelling van het werk van de Nederlandse ambachtsscholen in het Museum van Kunstnijverheid te Haarlem.[14] In april 1917 werd hij benoemd tot lid van het Zeeuws Genootschap[15] en in decembe r 1918 sprak hij namens de regering op de begrafenis van ThÔerįese Schwartze.[16] In het weekblad "Stad en Land" stond in december 1918 het portret van Duparc, met daaronder in een artikel hoeveel er sinds het optreden van deze chef van Kunste n en Wetenschappen tot stand was gekomen.[17] in 1919 had Duparc zitting in de commissie die de fondsen bijeen wilde brengen voor de herdenking van Johan van Oldenbarnevelt, omdat het dan 300 jaar geleden was dat deze ter dood gebracht was.[18] Hi j werd datzelfde jaar tot lid benoemd van de dan opgerichte Vereniging van Vrienden der Aziatische Kunst,[19] in 1920 benoemd tot lid van het Utrechts Genootschap en was aanwezig bij het afscheid van Eduard Verkade.[20] Hij werd in augustus 192 0 benoemd tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.[21]

In 1921 werd Duparc aangesteld als ondervoorzitter van de staatscommissie die de tentoonstelling van Nederlandse schilderkunst in Parijs zou voorbereiden [22] en was hij lid van de commissie tot oprichting van een herstellingsoord voor kunstenaar s te Ems.[23] Hij werd in maart 1922 benoemd tot commandeur van het Legioen van Eer.[24] In 1923 vertegenwoordigde hij het Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen bij de crematie van de schrijver Louis Couperus;[25] deze vertegenwoordi ging wekte veel beroering en leidde zelfs tot kamervragen.[26] Hij herdacht in januari 1924 zijn 25-jarig jubileum bij het Departement van Kunsten en Wetenschappen, waarbij hij tal van bloemstukken en geschenken kreeg aangeboden. Hij werd ontvange n door minister J.Th. de Visser, secretaris-generaal jhr. Feith en door professor Fruin.[27] In het Nieuw Isračelitisch Weekblad stond: Mr. Duparc is een levende tegenspraak van het boze vooroordeel dat het Joodse ras niet tot constructieve arbei d geschikt is.[28]

Duparc overleed plotseling te Parijs; hij voelde zich al enkele dagen niet goed en leed aan pijnen in de hartstreek. Toen hij zich naar de diamantslijperij van de heer Asscher wilde begeven deed zich plotseling een nieuwe pijnaanval voor en zakt e hij in elkaar. Een dokter constateerde de dood ten gevolge van een hartverlamming.[29] Zijn stoffelijk overschot werd per nachttrein naar Den Haag gebracht en gecremeerd te Westerveld. De as werd overgebracht naar de begraafplaats Nieuw Ei k en Duinen, waar op de plek waar de as ter ruste werd gelegd een gedenksteen, gemaakt door Jan Wils, werd geplaatst.[30] Duparc was ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, ridder in de Kroonorde van Belgiče en commandeur van het Legioen va n Eer.
2) Fanny ( Fegele ) Simons, birth 17 Apr 1885 's-Gravenhage, died 25 Nov 1953 's-Gravenhage, occupation: Bibliothecaresse
Main index A-Z